Deze 7 verwarmingsfouten kosten jou heel veel geld!

Mythe 1: De verwarming warmt sneller op als je hem op 5 zet

Je moet een thermostaat niet zien als een waterkraan. Met een verwarming kies je niet voor een mix van warm en koud, maar geef je aan welke temperatuur je wilt bereiken. Zodra dit doel is behaald, zorgt een klep ervoor dat er minder water door de radiator loopt. De temperatuur van dit water hangt dus niet af van de stand van je thermostaat. Op de maximale stand sluit de klep enkel later, bijvoorbeeld pas bij 25°C in plaats van 21°C.

Mythe 2: Met de sneeuwvlokstand voorkom je bevroren pijpen

Dit misverstand kan je flink wat kosten, vooral als je in de winter op vakantie gaat en denkt slim te zijn door alle verwarmingen op de antivriesstand te zetten om zo energie te besparen. Deze instelling houdt alleen de verwarming zelf uit de problemen. Als buizen in een buitenmuur bevriezen, kun je fluiten naar je geld van de verzekering. Je bent verplicht het in de winter behaaglijk te houden. Zeker als je voor een langere periode weg bent, mogen de pijpen en muren niet te veel afkoelen. In flats is het risico op bevriezing kleiner omdat je de verwarmingsbuizen deelt met je buren.

Mythe 3: Een constante temperatuur houdt je energierekening laag

Daar zit een kern van waarheid in. Als je alle deuren openlaat, moeten de verwarmingselementen wel goed op elkaar afgestemd zijn. Anders verricht één radiator het zware werk voor de rest, waardoor je meer energie verbruikt. Maar normaalgesproken is het handig de temperatuur af te stemmen op hoe je een ruimte gebruikt. Zo is 17°C vaak voldoende voor een slaapkamer, terwijl je de badkamer liever wat warmer hebt. Door deuren te sluiten hou je de warmte waar je ‘m hebben wil en druk je de stookkosten.

Mythe 4: Een graadje minder maakt niet uit

Er spelen veel factoren mee in hoeveel je kunt besparen door de thermostaat wat lager te zetten, zoals isolatie, de buitentemperatuur, en hoe vochtig het is. Maar over het algemeen geldt: elke graad lager kan zo’n 6% schelen op je verwarmingskosten. Zet je de thermostaat terug van 21°C naar 17°C, dan verbruik je maar liefst 24% minder.

Mythe 5: Uit huis? Verwarming uit!

Dit advies kan soms anders uitpakken dan je verwacht. Natuurlijk, het heeft weinig zin om de verwarming volop te laten draaien als je de hele dag weg bent, maar je huis mag ook niet té koud worden. Dit komt door het zogenaamde ’tegeleffect’. Net als tegels kan koud metselwerk warmte vasthouden en maar langzaam afgeven. Het kost extra energie om de kou uit de muren te verdrijven, wat meer brandstof kost. En als de muren te koud worden, ligt schimmel op de loer. Deskundigen raden aan de temperatuur niet onder de 15-17°C te laten zakken.

Mythe 6: Gordijnen houden de warmte lekker binnen

In het noorden van het land zie je maar zelden rolluiken, terwijl die juist kunnen bijdragen aan de energiebesparing. Gordijnen, vooral de dikke varianten, doen eigenlijk maar weinig tegen kou. De warme lucht van de verwarming blijft erachter steken en komt nauwelijks de kamer in. Wanneer een gordijn over de thermostaat valt, krijgt deze een vertekend beeld door de warme lucht die zich ophoopt, waardoor de radiator zijn werk niet goed doet.

Mythe 7: Als huurder mag je geen slimme thermostaten plaatsen

Hoewel slimme thermostaten misschien minder besparen dan je hoopt, zijn ze wel degelijk handig. Ze zorgen dat het lekker warm is als je uit bed komt of thuis arriveert, en beschermen je huis tegen bevroren pijpen als je op een langdurige wintertrip bent. Veel huurders denken dat ze hier geen toestemming voor krijgen, maar consumentenorganisaties melden dat het meestal geen probleem is, zolang je maar zorgt dat je de originele thermostaten netjes bewaart.