Een paar maanden terug belde ik huilend mijn huisarts. Alles was donker. Geen energie, geen zin in iets, nergens motivatie voor. Diagnose was depressie. Advies: neem rust. Ik kreeg ziekteverlof en ineens had ik een zee van tijd.
De eerste weken zat ik maar op de bank. Ik staarde naar het plafond en voelde me schuldig dat ik niets deed. Maar ik voelde ook opluchting. Geen doelen, geen e-mails, geen vergaderingen vol loze woorden. Alleen stilte. Dat was als frisse lucht voor mij.
Toen was er dat ene weekendfestival. Een vriendin had een extra kaartje. “Je hoeft niks,” zei ze geruststellend. Dus ik ging mee. Het voelde als herleven. De bass door mijn lichaam, zon op mijn gezicht, mensen die gewoon aan het genieten waren.
Sindsdien ben ik verslaafd. Maar niet aan medicijnen, therapieën of zelfhulpboeken, maar aan dansen, biertjes, techno en vrijheid. Festivals zijn de enige momenten waarop ik me echt mens voel — niet een patiënt, niet een probleem, niet zomaar een cijfer in een Excelbestand van burn-outs.
Ziek zijn is niet hetzelfde als levenloos zijn
Je denkt nu vast: “Hoe kan je ziek zijn en toch naar Lowlands gaan?” Precies dat. Ziek zijn betekent niet dat ik opgesloten moet zitten in mijn woonkamer, met dikke sokken en onder een schuldgevoelendeken.
Veel mensen denken dat je niet mag lachen als je depressief bent. Dat we geen plezier mogen maken, geen nachten mogen dansen. Maar wat als dat juist de medicijn is die werkt? Niet in een potje, maar in een rij artiesten.
Ik ben niet lui. Ik ben uitgeput. En ik ben ook niet gek. Ik zoek gewoon naar licht in de duisternis, en dat licht flikkert soms boven een dj-booth. Dus ja: ik ben ziek, maar ik leef tegelijkertijd ook.
Ja, soms voel ik me schuldig. Vooral als ik op maandagochtend foto’s terugzie en weet dat mijn collega’s zich door back-to-back vergaderingen hebben geworsteld. Maar ik denk dan ook: waarom zou ik me schamen voor het enige wat me op de been houdt?
De werkdruk heeft me verwoest. De eindeloze verwachtingen, altijd bereikbaar moeten zijn, vergaderingen die nergens toe leiden. En dan ineens realiseer ik me: er is ook leven buiten dat systeem. Stilte én muziek. Dat is wat ziek zijn me heeft laten inzien.
Eigenlijk voel ik me ook bevrijd. Geen 9-tot-5 meer, geen werkstress, geen spreadsheets die mijn energie opslurpen. Natuurlijk zal er een dag komen dat ik terug moet. Maar nu? Nu dans ik zo veel ik kan.
Maak ik een fout, of ben ik gewoon eerlijker dan anderen?
Sommige mensen vinden mijn verhaal verschrikkelijk. “Profiteur!” zeggen ze dan. Of: “Als je naar festivals kan, kun je ook werken.” Maar wat weten zij van depressie? Wat weten zij van de leegte die je kapotmaakt?
Mijn huisarts zegt dat herstel voor iedereen anders is. Voor sommigen is dat wandelen in het park, voor mij is het drie dagen dansen onder het laserlicht. Mag dat niet? Waarom eigenlijk niet? Omdat het niet past in het beeld dat jij hebt van ziek zijn?
Ik ben helemaal niet aan het frauderen. Ik ben mezelf op mijn eigen manier aan het oplappen. En als het alternatief is dat ik thuis lig en nadenk of ik hier nog wel zin in heb, dan kies ik liever voor een dansvloer.
Weet je wat echt ziek is? Dat we leven in een wereld waar je pas rust mag nemen als je helemaal op bent. Dat je pas mag genieten als je de prestaties levert. Dat je in stilte moet lijden om serieus te worden genomen.
Misschien is het tijd dat we eerlijk zijn. Over hoe we ons voelen. En hoe herstel eruit kan zien voor mensen die geen standaardleven leiden. Misschien ben ik niet zwak, maar juist iemand die eindelijk voor zichzelf kiest.
Oordeel maar als je wil. Maar zolang ik me beter voel op een festival dan in een behandelkamer, blijf ik gaan. Want liever een dansende vrouw met een depressie dan een kapotte medewerker die stilzwijgend doorleeft. Misschien ben ik niet helemaal gezond, maar ik leef weer.